De villa, zo wordt het grootste huis in onze straat genoemd. Het zorgt al eeuwen voor controverse. Ik heb nooit begrepen waarom. Ik weet enkel dat de volwassenen er plots over zwijgen als er kinderen in de buurt zijn. Voor hen is het verboden terrein en dat hebben ze geweten. Zo was het ook ooit voor mij en hoewel ik geen kind meer ben, zwijgt nog steeds iedereen in alle talen tegen mij. Het maakt me een beetje woest, dat eeuwig zwijgen. Waarom? Het enige wat ik toen en nu zie is een iets wat vervallen huis met een onverzorgde tuin.
Ik zucht, trek mijn jurk nog een laatste keer goed en bel aan.
Onlangs was ik gaan joggen, na een bepaalde leeftijd moet je wat om in conditie te blijven, en botste tegen een man aan. Het was compleet mijn eigen schuld, al beweerde hij het tegendeel. Hij stelde zichzelf voor als Nicolae Albu en vertelde me dat hij de nieuwe eigenaar was van dat grote huis aan het einde van de straat. Hij keek een beetje meewarrig toen hij dit zei, alsof hij wist dat hij een kat in een zak had gekocht. Hij had donkere, mysterieuze, ogen, die dwars door mijn ziel keken. Zijn albasten huid stond in schril contrast met zijn zwarte haren en dito kledij. Een goth, vermoedde ik. Hij was in ieder geval zeer charmant.
Glimlachend ontwaak ik uit mijn gedachten. De deur gaat open, daar staat hij, als een duistere prins. Hij nodigt mij uit naar binnen te komen.
Had ik als kind maar geluisterd naar mijn gekke opa, die het steeds had over een moordtocht van een terugkerend, obscuur figuur. Het enige wat ik steeds voor mij zie, is dat hij door oma tegen zijn scheenbeen werd geschopt en zweeg.